Kunst en cultuur dragen bij aan levendige en aantrekkelijke wijken. Maar wat is nodig om broedplaatsen, cultuurhuizen en creatieve hubs te laten slagen en zo toegevoegde waarde te hebben voor gebiedsontwikkeling? Rinske maakt duidelijk, aan de hand van een sessie met twintig mede-stadmakers, wat stadmakers, overheden en ontwikkelaars moeten doen om dit mogelijk te maken.

De behoefte aan ‘aanklooigeld’, het belang van nieuwe verdienmodellen en de noodzaak om de ultieme mix aan functies en gebruikers te ‘casten’. Zet twintig stadmakers aan de virtuele tafel en ze komen met een veelvoud aan tips om culturele en creatieve plekken te laten slagen. Want waarom werkt de ene plek vanaf de eerste dag en komt een andere plek nooit goed van de grond? Wat zijn de succesfactoren en welke valkuilen moet je zien te voorkomen?

Cultuur en stad

Een aantrekkelijke stad kan niet zonder een rijk cultureel leven. Wie zich verdiept in de culturele en creatieve plekken in een stad komt een breed en divers veld tegen. Zo zijn er cultuurhuizen die opgezet zijn als gevolg van gemeentelijk of provinciaal beleid en creatieve hubs die hun oorsprong vinden bij culturele of creatieve ondernemers. En alle vormen daar tussenin, zoals broedplaatsen en vele placemakinginitiatieven. Veel van deze plekken zijn tijdelijk. Soms met de intentie om voort te zetten als de ‘werkelijke’ ontwikkeling begint, maar vaak ook gedoemd te verdwijnen.

Wat al deze plekken – in theorie – met elkaar gemeen hebben, is dat het verzamelplekken zijn van creatieve geesten (in de breedste zin van het woord) met een mix aan functies. Plekken waar kruisbestuiving tussen de verschillende gebruikers leidt tot nieuwe gezamenlijke programmering en het uitwisselen van bezoekers- en klantgroepen. Maar dat is dus de theorie. De mate van succes van deze plekken loopt enorm uiteen. Hoe komt dit?

De opkomst van cultuurhuizen

Ze heten cultuurhuis, kunstgebouw of multifunctioneel centrum en het zijn vaak gloednieuwe gebouwen waar bibliotheek, theater, welzijnsvoorzieningen en een paar andere functies  onderdak vinden. Het is een fenomeen dat is overgewaaid uit Scandinavië, waar elke stad een eigen ‘Kulturhuset’ heeft. Maar ook in Nederland zijn er inmiddels vele honderden. Vaak ontstaan uit gemeentelijk of provinciaal beleid. Idealiter moet het ‘samenwonen’ van de verschillende organisaties een financiële en maatschappelijke meerwaarde bieden. Dat blijkt in de praktijk nog niet zo simpel. De vaak aan de tekentafel uitgedachte samenwerking tussen de voordeurdelers komt in de praktijk maar moeizaam op gang. Te druk met de eigen bedrijfsvoering, geen gemeenschappelijke visie op de plek of geen meerwaarde zien in gezamenlijke programmering. En dat terwijl de bestuurlijke ambities en verwachtingen van een dergelijke plek vaak torenhoog zijn.

Aanjagers van gebiedsontwikkelingen

Tegenover de cultuurhuizen staan de vele creatieve en culturele initiatieven die tijdelijk zijn. In leegstaande panden en op braakliggende terreinen kunnen kunstenaars en creatieven voor lange of kortere tijd en tegen een lage vergoeding (wonen en) werken. Door hun creatieve activiteiten ontstaat reuring, komen nieuwe mensen naar een plek waardoor de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van een gebied verbetert en daarmee de financiële waarde stijgt. Deze vorm van placemaking is voor veel vastgoedeigenaren, ontwikkelaars en gemeenten een uiterst succesvolle strategie. Zo succesvol dat er inmiddels al verschillende bedrijven zijn die hun businessmodel hebben gebouwd op het starten en uitbaten van dit soort tijdelijke plekken. Sommige plekken floreren en worden onderdeel van de gebiedsontwikkeling, andere sterven een stille dood.

Als we naar dit brede spectrum van plekken kijken, wat is dan de sleutel tot succes? Zeven succesfactoren op een rij.

  1. Een uitgekiende mix aan functies en gebruikers

Met stip op één staat de juiste mix aan functies. Gebruikers die elkaar aanvullen en versterken. Alleen een voordeur delen, is lang niet voldoende. Programmatische kruisbestuiving en het uitwisselen van publieksgroepen zijn essentieel. De mix aan functies kent idealiter ook een goede balans tussen commerciële en niet-commerciële activiteiten. Op die manier kunnen de ‘cash cows’ de mindere opbrengsten van andere functies opvangen.

Uiteindelijk draait de plek om mensen, dus de kunst is de juiste mix aan gebruikers bij elkaar te brengen. Noem het ‘casting’, scouten of curatorschap, besteed uitermate veel tijd en aandacht aan het verzamelen van de juiste mix aan mensen. Een kwartiermaker kan deze taken perfect op zich nemen, of de eerste gebruiker. Al heeft de eerste keuze het voordeel dat er een onafhankelijke selectie komt.

  1. Scherpe positionering en profilering

Durf als plek te zeggen waar je voor staat. Een scherpe profilering helpt de juiste partners aan te trekken. Belangrijk om te beseffen: als je kiest voor het een, sluit je het andere mogelijk uit. Maar er voor alles en iedereen willen zijn, gaat sowieso niet werken. Een scherpe positionering is belangrijk, want … ‘wie niet kiest, wordt ook niet gekozen’. Deze positionering kan wel een groeimodel zijn, een identiteit in wording, meegroeiend met de omvang en ambitie van de plek.

  1. Gedeeld eigenaarschap en een gemeenschappelijk doel

Als de partners gevonden zijn, moeten zij bereid zijn open, constructief en op inhoud met elkaar samen te werken. Hier horen ook de gemeente, de ontwikkelaar en de vastgoedeigenaar bij. Er dient een inhoudelijke en intrinsieke motivatie te zijn bij alle partijen om met elkaar samen te werken. Ze zien allen de meerwaarde en zijn werkelijk bereid te investeren in die samenwerking. Al deze partijen hebben een gemeenschappelijke ambitie en zetten zich in deze te bereiken. Zij voelen een gedeeld eigenaarschap en een gezamenlijk verantwoordelijkheid voor het slagen van de plek. Hierbij hoort ook een goede afstemming van de verwachtingen over en weer en een gedeelde visie op wat de plek is en moet zijn. Niet alleen in de conceptfase, maar ook gedurende de exploitatie. Daarom hebben ze heldere afspraken met elkaar over programma en profilering, maar ook over het beheer van de plek.

  1. Lokaal draagvlak

Een culturele of creatieve plek heeft alleen kans van slagen wanneer deze verbonden is met de directe omgeving; de buurt en de stad. Ze moet aansluiten bij het DNA van het gebied, voldoen in een behoefte van omwonenden. Om goed te wortelen in een buurt is open staan voor co-creatie met omwonenden onontbeerlijk. Oprechte interesse en werkelijk ruimte bieden voor een bijdrage vanuit de buurt dus. Organiseer de ontmoeting en stel hulpvragen. Want juist dat lokale draagvlak is essentieel voor het succes van de plek op lange termijn. Haak daarom ook aan op lokale stedelijke uitdagingen en biedt daar oplossingen voor.

  1. Duurzaam businessmodel: meervoudige waardecreatie

Zonder duurzaam verdienmodel en een gezonde exploitatie op lange termijn kan een plek niet overleven. Hier hebben alle betrokken partijen een rol in. Samen met de vastgoedeigenaar kunnen gebruikers zoeken naar manieren om dit model gezond te maken. Hierbij is een veilige basis aan terugkerende inkomsten essentieel voor de continuïteit.

Voor een dergelijke plek is een aantal inkomstenstromen relevant; huur, kaartverkoop , horeca, verhuur van ruimtes, maar ook directe of indirecte subsidie en geldstromen vanuit fondsen maken vaak onderdeel uit van het verdienmodel.

Cultuur heeft een ander verdienmodel dan retail, horeca of woningen. Om het gesprek met elkaar te kunnen voeren, biedt ‘meervoudige waardecreatie’ uitkomst. Bij meervoudige waardecreatie zijn de economische, ecologische en maatschappelijk waarden met elkaar in evenwicht. ‘People, planet, profit’ dus. Financieel gewin is sociaal rechtvaardig en verantwoord voor milieu en planeet. En andersom, de maatschappelijke meerwaarde levert ook geld op. Om waarde op deze drie gebieden te kunnen creëren, is niet één organisatie aan zet, maar is de totale community nodig: gebruikers, eigenaar en overheid. Neem hierbij ook een langere terugverdientijd als basis, bijvoorbeeld 25 jaar.

Een realistisch groeimodel geeft de kans klein te beginnen, biedt ruimte aan experiment en laat de plek op een organische manier groeien. Dat betekent dat het niet aan te raden is ‘te netjes’ en ‘te groot’ te willen starten. Geef het initiatief de kans zelf te groeien en heb daarbij geduld. Succes afdwingen gaat niet lukken. Maar zonder een serieus startbudget blijft het mooi dromen, dus gun de plek die vliegende start.

  1. Een actieve community

De kracht van de plek zit grotendeels in de community; het geheel van huurders, gebruikers en bezoekers. Zij maken de plek, zijn de smaakmakers en de ambassadeurs. Uiteindelijk moeten zij zich verantwoordelijk voelen voor de plek. Dat betekent dat ze ook werkelijk zeggenschap hebben over programmering en het werven van aanvullende partners.

Een dergelijke community moet continu worden aangejaagd. Dat gaat niet vanzelf. Zonder een community manager is het lastig alle verschillende gebruikers en bezoekers duurzaam te verbinden. Menig culturele plek draait grotendeels op vrijwilligers. Koester hun inzet en investeer in het opleiden van deze groep.

Een belangrijke wenk richting overheid, ontwikkelaar of eigenaar: durf los te laten en geef de community de ruimte. Laat ruimte aan de eigenheid van de scene die je wilt aanhaken en stel je open voor hun manier van werken en ondernemen. Timmer ook niet alles dicht, laat ruimte voor serendipiteit en wees niet bang. Dit sluit ook heel goed aan bij de noodzaak om flexibel te kunnen zijn. Razendsnel kunnen inspelen op veranderingen in de maatschappij en kunnen aanpassen aan nieuwe situaties zorgt voor succes op lange termijn. Juist daar ligt de kracht van creatieve geesten. Geef de community dus ook zeker wat ‘aanklooigeld’ om eigen ideeën en initiatieven uit te kunnen proberen. Lange en ingewikkelde subsidieaanvragen slaan de creativiteit dood. Dit kleine en ‘vrije’ budget is vaak een geweldige investering in pure innovatie.

  1. Voorzien in een behoefte

De zevende en laatste succesfactor wordt gek genoeg te vaak over het hoofd gezien. Dan zijn de bestuurlijke ambities en de dromen van ambtenaren, directeuren of visionairs groter dan de realiteit toelaat. Een plek moet hoe dan ook inspelen op een behoefte van een groep mensen. Die behoefte kan nog latent zijn en wakker gekust moeten worden, maar zonder een bepaalde kritische massa in publiek is een plek gedoemd te mislukken. En daar is breder onderzoek voor nodig dan alleen de overleggen tussen potentiele partners. Dat betekent de buurt en stad in, observeren en vragen wat nog ontbreekt. Of stel een experimenteerfase in waarin met verschillende functies en programma getest kan worden. Dan is snel genoeg duidelijk of het voldoende mensen op de been brengt. Dit sluit natuurlijk weer perfect aan op de tijdelijkheid van vele placemakinginitiatieven.

En een open deur, maar te vaak genegeerd om nu niet te noemen: start met wat er al is. Doe een omgevingsanalyse: welke initiatieven en plekken zijn er al in het gebied en hoe kunnen die versterkt worden? Een vliegende start werkt vaak zo veel beter dan vanuit niets moeten beginnen. Toch blijkt het in de praktijk heel verleidelijk te zijn om te dromen vanaf een volledig blanco canvas.

Dus een uitgekiende mix aan functies, een goede samenwerking tussen de partners, lokaal draagvlak, een duurzaam businessmodel, hechte community en bovenal voorzien in een behoefte. Zeven ingrediënten voor een succesvol cultuurhuis of creatieve hub. Maar wat moet je dan vooral niet doen? Welke valkuilen dienen kost wat kost vermeden te worden?

Theater Zuidplein_Hart_van_Zuid_Daria_Scagliola
Theater Zuidplein. Beeld: Daria Scagliola

 

Valkuilen

Op het financiële vlak zijn aardig wat uitglijders te maken. Pas te laat de financiële randvoorwaarden op tafel leggen bijvoorbeeld. Dan is iedereen razend enthousiast over de inhoud van de plek, maar blijkt er financieel een onoverbrugbare kloof te zijn tussen ontwikkelaar of eigenaar enerzijds en de toekomstige gebruikers anderzijds. Ook killing: geen zekere financiële basis, geen sluitende exploitatie op lange termijn of een te grote financiële afhankelijkheid van één gebruiker.

Ook in de verwachtingen gaat het regelmatig mis. Niet zelden hebben bestuurders en beleidsmakers veel en hoge verwachtingen van de plek. Een lange lijst aan beleidsambities op allerlei vlakken wordt op de plek geprojecteerd. Zo wordt de plek een soort  ‘duizenddingendoekje’; overal goed voor. En dat is bij voorbaat gedoemd te mislukken.

De valkuil van het alleen willen doen, klinkt na al het bovenstaande als dooddoener. Toch gebeurt het nog regelmatig dat slechts één partij werkelijk enthousiast is. Dat kan een gemeente, een ontwikkelaar of een creatief zijn. Deze kartrekker vertelt een inspirerend verhaal dat ook best gehoor krijgt, maar geen mede-eigenaren. Zonder een brede coalitie is de spoeling te dun om tot duurzaam succes te leiden. Daar staat echter tegenover dat het lukraak iedereen toelaten tot de community ook een snelle route naar falen is. Dan ontstaat een allegaartje waar geen synergie in te ontdekken valt. Wie wil daar op de lange termijn nu bij horen? In dat licht zijn de beweegredenen van de gebruikers om zich te willen vestigen op een plek van groot belang. De partijen die vooral gaan voor de lage huur voelen over het algemeen weinig betrokkenheid met de plek zelf en zullen hier ook niet echt in willen investeren.

De community is de kurk waar de plek op drijft en ook daar kan het misgaan. Bijvoorbeeld wanneer er geen gemeenschappelijke deler te vinden is onder de gebruikers of wanneer de meerwaarde van samenwerken niet wordt gevoeld. Maar soms al wanneer er niet iemand verantwoordelijk is voor het continu activeren van deze lokale gemeenschap, kansen ziet en mensen met elkaar verbindt. Dan blijven de gebruikers een losse verzameling voordeurdelers.

Wat ook niet werkt, is het denken in traditionele modellen of het willen plotten van een succesvol voorbeeld op een andere plek. Dan dienen inspirerende internationale voorbeelden als blauwdruk. Maar wat bij A werkte, werkt nooit voor B. Hoe inspirerend het voorbeeld ook is.

Kortom, ga in een volledig open samenwerking en vanuit een gedeeld commitment werken aan het succes van de plek. Neem de zeven succesfactoren ter harte en vermijd de vijf valkuilen. Tenslotte nog dit.

Investeren in het permanent maken van een plek

Dan ben je succesvol en dan moet je weg. Niet zelden moet de creatieve plek wijken als de ‘echte’ ontwikkeling begint. Al ontbreekt het bij de verschillende partijen vaak niet aan de wil, het blijkt financieel niet rond te rekenen. Om deze initiatieven te kunnen verduurzamen, is een nieuwe financiële infrastructuur nodig. Het opzetten van een ‘stadmakersfonds’ kan hier de oplossing zijn. Het is een zogenaamd revolverend fonds, waarin gemeentes, ontwikkelaars, landelijke, lokale en regionale fondsen, culturele en creatieve organisaties participeren. Het uitgeleende geld (geen subsidie dus!) stroomt weer terug naar het fonds, zodat het opnieuw beschikbaar komt voor leningen aan andere initiatieven. Dit is een beproefde manier van duurzaam financieren. Het fonds ondersteunt op deze manier in het permanent maken van de plek en waarborgt de continuïteit voor de gebruikers van de plek. Een Stadmakersfonds is goed voor creatieve initiatiefnemers, maar ook voor aantrekkelijke en levendige buurten en wijken. En juist dat is ook in het belang van gebiedsontwikkelaars.
De Provincie Utrecht had de primeur met het eerste gefinancierde project via het nieuwe Stadmakersfonds. De ambitie is dat in de nabije toekomst in heel Nederland met dit fonds kan worden gewerkt. Aan casussen van stadmakers geen gebrek, maar om op te kunnen schalen zijn meer investeerders nodig om de leningen te verstrekken. Dan is nu de vraag: Welke financiers; gemeenten, provincies, fondsen beleggers etc. volgen dit voorbeeld?

De inhoud van dit artikel is grotendeels verzameld tijdens een online sessie waaraan twintig betrokkenen bij cultuurhuizen en creatieve hubs deelnamen; van theaterdirecteur tot ontwikkelaar en van initiatiefnemer tot onderzoeker.

Terug naar overzicht