In haar net verschenen ‘Verkenning Zorg voor de Toekomst’ windt de SER er geen doekjes om. Willen we de zorg in Nederland voor iedereen toegankelijk, en de kosten enigszins onder controle houden, dan zijn er rigoureuze maatregelen nodig. Preventie. Daar hamert de raad op. Veel meer preventie. Op het werk en op school, maar ook in de wijk en in de ruimtelijke inrichting. Maar juist dit essentiële onderdeel lijken we als maatschappij maar niet voor elkaar te krijgen. Al gebeurt er steeds meer op dat gebied van preventie, het is nog lang niet genoeg. Nu doet de SER dus ook een directe oproep aan ons, stad- en gebiedsmakers.

Nederland is jaarlijks 85 miljard kwijt aan zorg. Dat die zorgvraag in de toekomst alleen maar zal toenemen, is geen hogere wiskunde. Ons antwoord tot nu toe is het vergroten van het zorgaanbod, het doorvoeren van efficiencymaatregelen en het stimuleren van marktwerking. We weten inmiddels allemaal hoe succesvol dat is gebleken. Van het volksgezondheidsbudget gaan elk jaar slechts luttele procenten naar preventie. Ons zorgsysteem is simpelweg niet op voorkomen gebouwd. Maar als we niet snel beter leren voorkomen, dan loopt het systeem in de soep.

Het begrip gezondheid evolueert. Tot voor kort was de enige maatstaf het aan- en afwezig zijn van een aandoening of een handicap. Wie geen kwaal had, was gezond en vice versa. Dat maakte gezondheid louter een aangelegenheid van de zorgsector. Dit is aan het veranderen. Zo introduceerde de Nederlandse huisarts Machteld Huber het concept ‘positieve gezondheid’, dat maar liefst zes dimensies kent. Naast de lichaamsfuncties zijn mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, het dagelijks functioneren en de mate waarin iemand het gevoel heeft nog mee te doen in de maatschappij van invloed op de gezondheid.

Laat nu net op die vlakken de directe leefomgeving van de mens een sleutelrol vervullen. Wij, stadmakers, kunnen ervoor zorgen dat mensen zich gezond, fitter, vrolijker voelen en bovendien het gevoel hebben mee te tellen in de samenleving. Door fietsers en wandelaars ruim baan te geven. Door duurzame woningen te bouwen. Door ruimte te scheppen voor wijkhubs en moestuintjes. Maar bovenal omdat bewoners in deze inclusieve wijken en steden naar elkaar omkijken en voor elkaar zorgen.

In de broodnodige preventierevolutie kunnen wij dus het verschil maken. Hoe? Door vanaf nu altijd de zes dimensies van positieve gezondheid als uitgangspunt te nemen in de (her)ontwikkeling van een gebied. Door te durven gaan voor een integrale gezonde aanpak, speciaal ontworpen voor de specifieke plek en haar bewoners. En daar nooit op af te dingen.

Onmogelijk? Nee hoor. Steden als Zürich en Kopenhagen timmeren stevig aan de weg en ook Utrecht is goed op dreef door de gezondheid van haar inwoners centraal te stellen in haar beleid. Complex? Ja, dat wel. Het vergt intensieve samenwerking en afstemming met veel verschillende partijen. Ook de sluitende business case is nog niet gebouwd. Het betekent innoveren. Experimenteren en soms mislukken. Investeren zonder honderd procent zeker te zijn van een succesvol resultaat. Veel van jullie zijn hier al mee bezig. Stel je voor dat we al onze opgedane kennis, kunde en ervaringen zouden samenbrengen. Dan komen we toch een heel eind verder in de richting van een positief gezond Nederland?

Deze column verscheen op Gebiedsontwikkeling.nu.

Fotocredits: Niels Wiese

Terug naar overzicht